Afgelopen woensdag had ik mijn buluitreiking in Groningen. Mijn professor gaf een speech waarvan ik zou willen dat ik die had opgenomen, zodat ik op dagen dat ik mij slecht voel over mezelf ernaar kan luisteren. ‘De meeste mensen van de oudere generatie kennen misschien wel de zin "het is een bijzonder kind, en dat is ie" uit Dik Trom,' begon hij. ‘Dit is ook van toepassing op Alexandra. Niet dat ze op Dik Trom lijkt (hierop begon iedereen in de zaal te lachen), want ze is geen jongen, niet dik en al helemaal geen kind, maar ze is wel bijzonder om meer dan één reden.’ Ik luisterde naar de man die mij tijdens mijn studie enorm had geïnspireerd en aan wie ik mijn verworven cum laude-titel Theaterwetenschap te danken heb. Mijn professor schilderde mij onder andere af als ‘multitalent’, 'ontzettend ‘sociaal vaardig’ en als iemand die ‘de dingen graag wil doorgronden en begrijpen’.
Ik kan me vooral vinden in het laatste. Vandaag had ik namelijk opnieuw last van deze karaktereigenschap. Ik had het hele weekend ervoor uitgetrokken om opnieuw te lezen wat ik tot nu toe geschreven heb. Alle 46.000 woorden. Welke lijntjes maak ik hier? Wat moet nog verder uitgewerkt? Wat is de functie van zus en wat is de functie van zo? En is deze zin niet te gekunsteld? Wat ben ik hier eigenlijk aan het doen? Schrap! Schrap! Schrap! De vragen die ik mezelf in rap tempo opwierp maakten dat ik eindigde in een gevoel van frustratie die me al snel begeleidde naar een tweede kop koffie. Voor mij op tafel begonnen de losse papiertjes met aantekeningen zich op te stapelen. Daarna begonnen ze zich te vermengen met voedselkruimels en de wikkelfolie van een mueslireep. Mijn mini-laptop die ik zo ambitieus mee had genomen naar de OBA, bleef onaangeraakt op tafel staan. Dichtgeklapt. Het kleine kreng leek me met een gemene grijns net zo lang aan te staren tot ik er genoeg van kreeg en het in mijn tas wegstopte. Uit mijn tas pakte ik vervolgens het nieuwe Schrijven Magazine. Nu kon ik gaan lezen over andere schrijvers die over zichzelf en het schrijfproces praten. Onderhevig zijn aan twijfel is niet iets wat mij als schrijver bijzonder maakt, weet ik. Meerdere schrijvers lijden tijdens hun schrijfproces aan deze kwaal en daar wordt het boek als het goed is beter van. Of ik aan het einde van mijn roman mezelf nog bijzonder vind is zeer de vraag. Maar dankzij mijn professor zal ik in ieder geval elke keer bij het horen van de naam Dik Trom een glimlach op mijn gezicht voelen opkomen.
Prachtig verhaal!
BeantwoordenVerwijderenDe quote over Dik Trom is inderdaad heel toepasselijk.
Well done!
Big hug,
Jochem G
Dank! Kunnen we mooi trots op elkaar zijn :)
BeantwoordenVerwijderenMooi zeg!
BeantwoordenVerwijderen