Vandaag wandelde ik vanaf mijn huis naar het centraal station. Heerlijk in de fijne regen en uiteraard zonder paraplu. Daar heb ik namelijk altijd ruzie mee en ik raak mijn paraplu altijd kwijt. Omdat ik wandelde in plaats van fietste, vielen me ineens heel veel dingen op. Bijvoorbeeld dat het tijdelijke gebouw van het Cartesius lyceum tegenover mijn huis is afgebroken. En dat er ergens op een hoekje van de Van Diemenstraat braamstruiken groeien. Ze waren nog niet rijp, helaas. Weer een stuk verder ontdekte ik dat er tegenover grafisch ontwerpbureau Lava een kunstwerk staat dat doet denken aan een spin met poten van hout. Maar die poten hebben ook weer vertakkingen, waardoor ze op zichzelf de associatie oproepen van een kale ontwortelde boom. Voegen dit soort kunstwerken iets toe aan de locatie? Het was niet de eerste keer dat ik me zoiets afvroeg. Na de Van Diemenstraat passeerde ik het Stenen Hoofd, waar het Pluk de Nachtfestival neergestreken is. Elk jaar kunnen mensen hier ’s avonds films kijken die niet in Nederland zijn uitgekomen. Elk jaar neem ik me voor er misschien een keer heen te gaan. Bij de bar zag ik één bezoeker staan. Een handvol fietsen ving bij de ingang intussen flink wat regendruppels op. De festivalgangers moeten zeker nog komen, dacht ik. Dat denk ik iedere keer tijdens het passeren, bedenk ik me nu. Misschien is Pluk de Nacht niet populair genoeg, of misschien passeer ik het altijd op het verkeerde tijdstip. Een stukje verderop bekeek ik op de Westerdoksdijk nieuwsgierig de daar gevestigde bedrijven. Mijn ogen bleven rusten op het woordje Rape. Even was ik in de war. Rape? O, het was een woordgrapje van Rapenburg Plaza. Wat mensen al niet doen om de aandacht te trekken. Je zal als bedrijf maar de associatie met verkrachting als marketingtool inzetten. Even later bereikte ik het centraal station. De HEMA op het stationsplein was het oorspronkelijke doel van mijn wandeling. Drie weken geleden had ik via internet wat foto’s besteld. De daarop volgende bevestigingsmail beloofde mij automatisch dat ze binnen een paar dagen op te halen waren bij de vestiging van mijn keuze. Maar toen ik er twee weken geleden was, bleek ik voor niets te zijn gekomen. Het halve team werd ingezet om naar mijn bestelling op zoek te gaan. Vergeefs. Na een kwartier werd me geadviseerd om maar over een paar dagen weer terug te komen. ‘Ze zijn waarschijnlijk nog niet klaar.’ De woorden dreunen nog na in mijn achterhoofd. Soms heb je het gevoel dat er iets niet klopt. Dat gevoel had ik op dat moment. Volgens een e-mail waren ze wel afgeleverd, volgens het winkelpersoneel niet. Vandaag besloot ik vol te houden, ondanks dat de rij achter mij groeide en mensen mompelden dat ze graag ook aan de beurt wilden komen. Het personeel hield opnieuw een klopjacht. Twee verschillende mensen keken achtereenvolgens op precies dezelfde plekken. Met lede ogen zag ik het aan. Daarna, inmiddels was het tien minuten verder, kwam er één op het ‘briljante’ idee om naar achteren te lopen. Inderdaad lagen daar mijn foto’s. Ik liep weg, en bedacht me dat ze daar waarschijnlijk twee weken geleden ook al hadden gelegen. Maar wie doet er nog dat stapje extra tegenwoordig? Mopperend stapte ik even later de regen weer in, om me vervolgens direct weer om te draaien en terug te lopen naar de HEMA. Ik had geen plastic tasje gekregen, en dan worden foto’s nat. ‘Sorry mevrouw, ik was vergeten u een tasje aan te bieden.’ Wat zou de wereld er toch van opknappen als het normaal werd voor mensen om dat stapje extra te doen…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten