zondag 31 maart 2013

31/03 Geef ‘arme’ jongeren geen geld maar een rolmodel

Één op de vier Amsterdamse jongeren onder de 18 groeide in 2011 op in armoede. Dat is best veel. In politiek café Schaefer werd op 25 maart gesproken over dit onderwerp. De teneur in het publiek was veelal: ‘zielig, hoe kunnen we die jongeren uit de armoede halen?’ Een verkeerde insteek, vond ik. Volgens mij kun je mensen niet uit de armoede halen. Hooguit de omstandigheden verzachten. En wat een bekrompenheid om te denken dat alle mensen die onder de armoedegrens leven zielig zijn en ‘gered’ moeten worden.

Antoinette Teunissen, ambulant medewerker van Spirit, wist het publiek te vertellen dat armoede vaak van generatie op generatie wordt doorgegeven. Dat is niet zo gek. Kinderen leren van alles op school, maar niet hoe ze met geld moeten omgaan. Dus als ze dit thuis ook niet leren, worden ze de bekende appels die niet ver van de boom vallen. Niet elk gezin dat onder de armoedegrens leeft, heeft het slecht. Dit vertelde Harrie Postma, directeur van het Jeugdsportfonds. Er bestaan veel regelingen voor mensen met een smalle beurs. Postma heeft hierin gelijk, maar dan moeten mensen er wel van op de hoogte zijn en het aandurven om zich op te geven. Uitvinden hoe (en of) je voor bepaalde regelingen in aanmerking komt, is nog een behoorlijke klus. De bureaucratiemachine is meedogenloos en houdt qua voorwaarden en taalgebruik geen rekening met de doelgroep.

Wethouder Pieter Hilhorst stelde terecht dat het onvoldoende is om alleen financiële hulp te bieden aan een probleemgezin. Vaak spelen er meerdere problemen en is een integrale aanpak beter. Ook kan er meer gebruik worden gemaakt van het netwerk van de gezinnen/kinderen zelf. Natuurlijk klopt dit allemaal, maar wat doe je als de ouders van een kind de deur dichthouden voor hulp? Zo’n kind raakt geïsoleerd, voelt zich onbereikbaar en in de steek gelaten. Ook scholen kunnen dan niet helpen. Die signaleren vaak wel problemen, maar worden buiten spel gezet als ouders niet meewerken.

Wat weten we van de plusminus 36.000 kinderen die in Amsterdam onder de armoedegrens leven? Vroeg iemand uit het publiek. Een goede vraag. Het woord armoede heb ik in mijn leven zelden gebruikt, omdat we het in Nederland best goed hebben, ook als je onder de armoedegrens leeft. Toch weet ik hoe het is als je als kind opgroeit in een gezin dat telkens opnieuw een stuk maand overhoudt aan het einde van hun geld. Hoe vervelend het is als er ineens geen warm water is omdat er een rekening niet betaald kan worden. En ja, ik weet hoe het is als je als kind slechts één keer per jaar een nieuw setje kleding kan kopen. Op de markt welteverstaan. Nooit geld hebben, betekent altijd stress hebben. Maar het interesseerde me niet dat ik nooit op vakantie ging en dat Sinterklaas vieren er al heel snel niet meer bij was.

Waar ik echt behoefte aan had, was een toekomstperspectief. Een rolmodel. Dat is wat we kinderen moeten bieden als zij geen ouders hebben die tegen ze zeggen: jij kunt het beter doen dan wij. Zodat hun kind een uitweg ziet en aangemoedigd wordt om het zelf anders te willen doen. Dat lijkt me beter dan de stempel ‘arm’ krijgen. Of nog erger: zielig.

Gelukkig is in Amsterdam en Lelystad een tijdje terug het project Goal in het leven geroepen. Bij Goal worden mensen getraind tot mentor/rolmodel om vervolgens een jaar een kwetsbare jongere te begeleiden bij het formuleren van zijn of haar toekomstdroom. Ik heb me aangemeld. En Goal kan nog extra mentoren gebruiken, dus als je je aangesproken voelt, geef je dan hier op.  

Geef jongeren een toekomstperspectief en laat ze weten wat ze waard zijn. Daar hebben ze echt veel meer aan dan geld. 

maandag 18 maart 2013

18/03 De kracht van de toeschouwer

De afgelopen weken gebeurde er genoeg, maar ik merkte dat ik me nergens druk om maakte. Er verschenen dus geen blogs. Meestal zijn het Nederlandse, Europese of universele verhalen die me bezighouden. De laatste tijd verschuift mijn interesse steeds meer naar mijn directe omgeving.

Wat er in de buurt gebeurt, lees ik in buurtkrantjes. Net als wie er in de straat is komen te overlijden. En dat je voor € 2,50 per keer teken- en schilderles kunt krijgen van een goede docent in een buurthuis. Er schijnen een hele hoop cursussen te worden gegeven voor mensen met een smalle beurs. Gezien de geringe opkomst, denk ik dat het gros van hen daarvan niet op de hoogte is, omdat ze wellicht de buurtkrant niet lezen.

Uit nieuwsgierigheid ging ik een paar weken terug eens rondneuzen in zo’n buurthuis. Prompt kreeg ik een kaartje in de hand gedrukt voor een voorstelling over eerwraak in Podium Mozaiek: Hart vol Eer van stichting Parels. Als zzp-er heb ik de luxe dat ik een dergelijke voorstelling overdag kan bijwonen, dus ging ik ernaartoe.

Drie vrouwen uit verschillende culturen toonden hun verhalen. De voorstelling zat dramaturgisch goed in elkaar en raakte me. Het was getuigenistoneel, een vorm van politiek theater dat erin slaagt om toeschouwers deelgenoot te maken van iets wat normaal ver van je afstaat. Weten dat de verhalen van de vrouwen die ze opvoeren echt zijn (en van henzelf), maakt dat je erin mee wordt gezogen. Geen ontkomen aan. Op televisie blijven zaken als huiselijk geweld op veilige afstand. Maar in het theater is er alleen de scheiding van de 4e wand, zoals de onzichtbare muur tussen publiek en podium heet. Na de voorstelling viel ook deze weg: de microfoon ging rond en diverse toeschouwers - geëmotioneerde mannen en vrouwen van diverse culturele achtergrond - gaven hun mening. Ook ik toonde mijn waardering voor de voorstelling. Na afloop werd ik hierover aangesproken door een enthousiaste medewerker van een team van het stadsdeel dat zich o.a. bezighoudt met discriminatie en huiselijk geweld. Of ik vanuit mijn theaterachtergrond mee wilde denken over wat er nog meer mogelijk is met theater als het gaat om het voelbaar maken van problemen uit de samenleving. Dit was mijn kans om iets voor de buurt te betekenen! dacht ik enthousiast.

Na de voorstelling besefte ik namelijk ook iets anders. We moeten niet wegkijken voor dingen die niet kloppen. Ik ben zelf opgegroeid in een omgeving van huiselijk geweld. Jaren heb ik me afgevraagd hoe anders bepaalde dingen zouden zijn verlopen als iemand zich destijds om mij of mijn familie bekommerd had.

Ik heb het gevoel dat we samen verantwoordelijk zijn voor elkaar en dat het loont om die verantwoordelijkheid te nemen. Hoe groot de problemen ook zijn als het gaat om de mondiale crisis, binnen handbereik kun je problemen directer en sneller oplossen. Indien nodig hand in hand met de (lokale) politiek. Maar steeds meer wordt ook het belang én het bereik van het individu zichtbaar. Het verschil maken, hoe klein ook, kan voor een ander een grootse daad betekenen. Ik zie dit steeds meer om mij heen gebeuren, gelukkig.

Zo kan een ogenschijnlijk onschuldige theatervoorstelling een multicultureel publiek samenbrengen dat ineens inzicht krijgt in problemen die achter gesloten deuren plaatsvinden. De wederzijdse begrip die het veroorzaakt én de oproep om alert te zijn in je eigen straat, is misschien net dat zaadje dat straks een ramp kan voorkomen. Dat is de kracht van het theater, maar méér nog van de toeschouwer. Ik, jij, wij… we kunnen allemaal het verschil maken.

Hart vol Eer. Muziek: Nese Kelekci & Nuria Castells