vrijdag 23 november 2012

23/11 De dag van de kunst

Ook hier kun je kunst van maken!

Met verbazing volgde ik de afgelopen jaren de discussie over het rechtvaardigen van kunstsubsidies. Uitzonderingen daargelaten, wordt zelden goed onder woorden gebracht hoe kunst de samenleving dient. Kunst zou elitair zijn, niets toevoegen aan de economie en geen sterk maatschappelijke relevantie hebben. En kunstenaars zijn luie mensen die drugs gebruiken, te veel alcohol nuttigen en alleen maar leven van subsidies.

De meeste kunstenaars die ik ken, krijgen nauwelijks subsidie. Het zijn bijna zonder uitzondering zzp-ers die vaak meer uren maken per week dan de gemiddelde veertig uur die werknemers bij bedrijven maken. Zelden zie ik een dergelijke gedrevenheid, maatschappelijke betrokkenheid en motivatie zoals ik bij deze mensen bespeur.

Ik begrijp enigszins de negatieve connotatie die aan kunst hangt. In de eerste plaats maakt onbekend, onbemind. Als je niet opgeleid bent in de kunsten, of op een andere manier ermee bekend bent geraakt, heeft kunst ogenschijnlijk dezelfde aantrekkingskracht op je als wiskunde heeft op de alfastudent. Of dezelfde aantrekkingskracht die gesprekken over de aandelenbeurs op RTLZ hebben op een vijfjarige.

Economie, rekenen en taal zijn vakken die geen bewijslast nodig hebben. Ze zijn als verplichte vakken opgenomen in ons onderwijssysteem. Kunst (culturele en kunstzinnige vorming) is tegenwoordig ook een verplicht vak maar omdat de politiek het als middel is gaan gebruiken om zichzelf te profileren, wordt het al snel onnodig een maatschappelijk discussiepunt. Onnodig, want het beetje geld dat ernaartoe gaat is echt te verwaarlozen.

In tegenstelling tot wat velen denken is kunst niet alleen voor de elite. Kunst is voor iedereen. Ik durf zelf te beweren dat je in het dagelijks leven meer met kunst te maken hebt, dan met rekenen. Luister je graag naar muziek? Kijk je graag films of televisie? Dan neem je meer kunst tot je dan je zelf door hebt. Ook zoiets als kitsch, is een afgeleide van wat instellingen kunst noemen en ook een ordinair televisieprogramma maakt gebruik van technieken die uit een traditionele kunstvorm zijn ontsprongen. In feite heeft bijna alle materie een relatie met kunst, omdat je zo gauw iets een vorm moet krijgen uiteindelijk uitkomt bij kunst.

Wat is kunst eigenlijk? Van oudsher waren de zeven kunsten volgens middeleeuws opvoedingsideaal grammatica, retorica, dialectica, meet-, reken-, sterrenkunde en muziek. Later werd daar een bepaalde ambachtelijke bekwaamheid aan gekoppeld en weer later het vermogen om ‘wat in geest of gemoed leeft of daarin gewekt is tot uiting of voorstelling brengen’ (Bron: Van Dale).

Tegenwoordig noemen we bijna alles kunst wat door een kunstenaar wordt voortgebracht. Van acteerkunst, schrijfkunst, balletkunst, danskunst, filmkunst, fotokunst, toneelkunst tot schilderkunst tot aan design. Dat wat kunst officieel tot ‘kunst’ maakt wordt vaak bepaald door instellingen als musea, schouwburgen, galerieën, kunstmedia, kunstfondsen, universiteiten en dus inderdaad de elite.

De kunsten ontwikkelen zich net als andere vakgebieden constant en daarmee ook de definitie van kunst. De urinoir (La Fountain) van Marcel Duchamp werd pas kunst toen het in 1917 in New York werd geëxposeerd. De moderne discussie over wat kunst en de functie ervan is, begint misschien wel daar en dat was ook de insteek van Duchamp. En wie had gedacht dat het in 2004 door een panel van 500 kunstkenners verkozen zou worden tot invloedrijkste kunstwerk van de 20e eeuw? Denk daar maar over na, de volgende keer dat je op je (design)wc’tje je grote boodschap uitperst.

Om een lang verhaal kort te maken: het idee dat kunst van de elite is en dat het gehangen moet worden onder de noemer ‘stimuleren van cultuurdeelname’ is waar het mijns inziens mis is gegaan met het beoordelen en verspreiden van kunstsubsidies. Een groepje ‘deskundigen’ beoordelen bij fondsen of iemand wel of niet subsidie mag krijgen. Dit doen ze op basis van de kwaliteit van het kunstwerk (of kunstenaar) en de maatschappelijke relevantie ervan.

Maar het is onzin om een discussie te beginnen over de maatschappelijke relevantie van kunst. Je kunt dan net zo goed een discussie beginnen over de maatschappelijke relevantie van brood. Net als kunst, is dat ook iets wat je elke dag nuttigt. Cultuurdeelname op die manier stimuleren werkt algauw in de hand dat je ervan uitgaat dat je een bovengemiddeld culturele competentie moet hebben om kunst te begrijpen. Het enige wat je dan als overheid doet, is het idee dat kunst voor de elite is benadrukken en daarmee een afstand creëren.

Ik herhaal: kunst is voor iedereen. Het stimuleren van kennis nemen van kunst en hoe het in ons bestaan voor iedereen (!) een rol speelt, begint dus mijns inziens het beste bij het onderwijs. Net als economie zou kunst een hoofdvak moeten worden. Omdat het ontroert, shockeert, verstilt, bevraagt, onderzoekt, stimuleert en aan het denken zet. Dat doet het op een andere manier dan een vak als wiskunde doet, maar toch is het waardevol.

Daarom pleit ik voor een mondiale dag van de kunst, en dat iedereen die op zijn eigen manier invult. Ga een dagje een museum bezoeken, trakteer jezelf eindelijk op die mooie schilderij voor je huiskamer. Koop kunst! Of als je weinig centen hebt; doe iets met kunstuitleen of kunst op afbetaling. Onderzoek je eigen talenten en ga een dag kleien of schilderen. Wie weet ontdek je een nieuwe methode om jezelf te ontspannen of krijg je ineens een briljante inval hoe je dat probleem op je werk kunt oplossen. Wees creatief en gebruik voor mijn part wiskunde als dat voor jou werkt. We weten van Escher wat voor moois daaruit voort kan komen.

donderdag 15 november 2012

15/11 Personages bepalen het boek

Gelukkig schrijf ik beter dan ik teken

Het is herfst, maar de kou vandaag doet denken aan de winter. Terwijl ik mezelf een tweede kop kamillethee gun, overpeins ik mijn nieuwe plot. Boek twee wordt namelijk een thriller. Had ik dit verwacht? Niet echt. Ik begon gewoon met schrijven. Er kwamen vier personages bovendrijven die graag door mij op papier wilden worden gezet. Ik luisterde naar ze en keek wat ze aan me kwijt wilden. Voor ik het wist, was ik ineens 10.000 woorden verder met personages die allen op hun eigen manier uiting gaven aan het verlangen om kapot te maken wat hen lief was. Erachter komen wat hun drijfveren hiervoor zijn, werd een niet te onderdrukken verlangen.

Omdat ik behoefte had aan feedback en mezelf een stok achter de deur gun, stuurde ik het prille manuscript naar twee grote uitgevers. De twee redacteuren die met mijn werk waren ‘belast’ reageerden beiden binnen een maand. Verrassend genoeg zeiden ze ongeveer hetzelfde. ‘Je personages zijn erg goed uitgewerkt. Het is nog onduidelijk waar het verhaal heen gaat of wat voor genre het wordt, maar je schrijft goed en de spanning is nu al voelbaar. Zou een thriller niet iets voor je zijn?’ Bij mijn twijfelende blik volgde er direct achteraan dat thrillers goed verkopen. Mijn commerciële ‘ik’ voelde zich aangesproken, maar mijn kunstminnende ‘ik’ benaderde het kritisch. ‘Je bent toch meer een romanschrijver,’ zei die zeurderig. Mijn commerciële ‘ik’ strafte dit direct af: ‘Nonsens, en voor je een roman schrijft waar jij tevreden mee bent, ben je jaren verder. Dan kun je intussen best “even” een thriller schrijven en verder oefenen als thrillers toch beter worden verkocht.’

Ik hakte de knoop door en schreef een plot voor een thriller op basis van het materiaal dat ik tot nu toe had. Het voelde niet eens als een concessie. Mijn personages hadden al besloten dat ze in een thriller tot leven zouden worden gebracht, ik wist het alleen zelf nog niet. Als character driven schrijven heb je niets meer te vertellen: personages bepalen kennelijk niet alleen het verloop van het verhaal, maar ook het genre. 

Bij de uitgevers lezen ze op dit moment opnieuw het verhaal. Als de tweede lezers hiermee klaar zijn, hoor ik of ik een contract krijg. Het zou een mooi sinterklaascadeau zijn. In plaats van warme chocolademelk en pepernoten wordt het dan wel champagne en taart. Lekker, ik verheug me er nu al op.