Een boek schrijven is net als het eten van een patatje met waar iets te veel mayonaise op zit. Je krijgt trek, gaat op zoek naar een goede
snackbar en verheugt je op wat komen gaat. Vervolgens vind je watertandend je
weg naar de frietjes. Algauw blijft alleen die
klodder mayonaise over, en intussen is je buik meer dan vol. Toch bedenk je manieren om ook de
frietjes onder de mayonaise te bereiken. Resultaat: patat erin, verzadiging en
een paar dagen later heb je weer zin. Ongeveer hetzelfde proces voltrok zich nadat boek een klaar
was. Ik kreeg een paar weken later weer direct zin in boek twee. Ik broedde op
een idee en begon te schrijven. Meteen belandde ik in het bekende ritueel
van vormkeuzes, perspectiefkeuzes, personages en natuurlijk het plotmijmeren. Of
beter gezegd het plotworstelen, want dat is het. Tandenknarsend soms, pas ik de
geschreven teksten weer aan. Genadeloos ‘parkeer’ ik reeds geschreven alinea’s
die – ik ken mezelf langer – uiteindelijk toch wel in de prullenbak verdwijnen.
Ik ben nog lang niet bij die klodder mayonaise aanbeland, en mijn buik is ook voorlopig
nog niet vol. Maar ik schrijf en vind mijn weg. Mooie vondsten wisselen zich af
met momenten van frustratie. Die ga ik meestal te lijf met chips of patat. Lekker
is het wel, dat schrijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten